Wanneer valt een bedrijf in algemene zin onder de reikwijdte van de E-PRTR-verordening?

Een bedrijf valt onder de reikwijdte van de E-PRTR-verordening als er één of meerdere van de activiteiten plaatsvinden die zijn opgenomen in bijlage 1 van de E-PRTR-verordening, in een mate die de bij de desbetreffende activiteit(en) behorende capaciteitsdrempelwaarde overtreft. 

Zijn er verschillen tussen E-PRTR en IPPC en haar opvolger de RIE? 

Ja. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat inrichtingen die onder IPPC en/of RIE (Richtlijn Industriële Emissies) vallen, ook onder de reikwijdte van E-PRTR vallen. Daarnaast zijn er onder E-PRTR enkele activiteiten ruimer gedefinieerd en zijn er enkele additionele activiteiten gedefinieerd. In bijlage III van het Europese richtsnoerendocument E-PRTR zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de IPPC- en E-PRTR-activiteiten benoemd. De belangrijkste verschillen zijn:

  • Vooral voor afvalbedrijven is de reikwijdte van de E-PRTR-verordening ruimer gedefinieerd dan die van de RIE. De RIE beperkt zich tot een aantal handelingen, E-PRTR niet.
  • Er zijn enkele activiteiten die wel onder de reikwijdte van E-PRTR vallen maar niet onder die van de RIE.

Meer informatie: EG Verordening PRTR en Richtlijn Industriële Emissies

Moet er gerapporteerd worden als slechts een gedeelte van het jaar wordt geproduceerd en dat daardoor de drempelwaarde van bijlage I niet wordt behaald? 

Ja, indien de aangevraagde capaciteit wel boven de drempelwaarde uitkomt. De beoordelende instantie bepaalt of een bedrijf wel of niet rapportageplichtig is aan de hand van de aangevraagde capaciteit uit de vergunningaanvraag. De reden (b.v. bedrijf failliet, productie ligt stil, installatie gedurende het jaar in bedrijf genomen) staat hier los van.

Activiteit 5a vormt een uitzondering ten opzichte van de andere E-PRTR-activiteiten. Dit komt omdat er voor deze activiteit als enige van de E-PRTR-activiteiten, een dynamische capaciteitsdrempel geldt. Het gaat om inrichtingen met een installatie voor de nuttige toepassing of verwijdering van gevaarlijk afval met een ontvangstcapaciteit van 10 ton. Meer informatie>

Valt de (tijdelijke) opslag van (gevaarlijke) afvalstoffen onder de werkingssfeer van bijlage I van de Europese PRTR-verordening en meer specifiek de activiteiten 5a en 5c uit bijlage I?

De (tijdelijke) opslag van afvalstoffen in afwachting van Verwijdering of Nuttige toepassing moet meegenomen worden bij het bepalen of een activiteit onder de reikwijdte valt van E-PRTR activiteit 5a of 5c valt. Dit moet namelijk gezien worden als verwijdering dan wel nuttige toepassing.
Hierbij is het niet van belang of de daarop volgende verwerking plaatsvindt op dezelfde locatie als de opslag of op een andere locatie. Ook is het niet relevant of bij verwerking in de daarop volgende categorieën van activiteiten de capaciteitsgrenzen van de betreffende categorieën worden overschreden.

In Bijlage I van de E-PRTR-verordening zijn activiteit 5a en 5c als volgt gedefinieerd:

  • 5a) Installaties voor de nuttige toepassing of verwijdering van gevaarlijk afval die 10 ton per dag ontvangen. Meer informatie vindt u in de Leidraad.
  • 5c) Installaties voor de verwijdering van niet gevaarlijk afval met een capaciteit van 50 ton per dag.

Verwijdering en nuttige toepassing zijn in de verordening als volgt gedefinieerd:

  • Verwijdering (elk van de in bijlage II A van de Richtlijn 75/442/EEG* bedoelde handelingen);
  • Nuttige toepassing (de in bijlage II B van de Richtlijn 75/442/EEG* bedoelde handelingen.

*inmiddels vervangen door de Kaderrichtlijn afvalstoffen.

In de Kaderrichtlijn zijn die definities iets uitgebreider geworden, maar het belangrijkste is dat in bijlage II A (bijlage I in de Kaderrichtlijn) handeling D15 is opgenomen:

  • Opslag in afwachting van de onder D1 t/m D14 vermelde behandelingen (m.u.v. tijdelijke opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie).

En in bijlage II B (is bijlage II in de Kaderrichtlijn) is handeling R13 opgenomen:

Opslag van afvalstoffen bestemd voor een van de onder R1 t/m R11 genoemde handeling (met uitsluiting van tijdelijke opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie).

Naar analogie voor interpretatie van opslag van afvalstoffen kan gekeken worden naar een veelgestelde vraag op de website van Kenniscentrum InfoMil en/of de desbetreffende informatie op de website van IPLO.
 

Is de invoering van de RIE van invloed op de discussie over de E-PRTR-categorieën 5a en 5c?

Nee. Er is namelijk geen directe link tussen E-PRTR en IPPC/RIE. Beide hebben hun eigen definities van activiteiten die onder de reikwijdte van de regelgeving vallen. Er zijn wel veel overeenkomsten in de definities van activiteiten/categorieën; velen zijn identiek en enkele wijken in meer of mindere mate af. De aanpassing van IPPC/RIE heeft daarom geen invloed op het wel of niet onder E-PRTR vallen van inrichtingen (activiteiten die daar worden uitgevoerd. Zie ook de Leidraad Milieujaarrapportages.

Specifiek voor E-PRTR-activiteit 5a: valt opslag ook onder deze activiteit?

Het gaat hier om inrichtingen die mogelijk onder E-PRTR-activiteit 5.a vallen (alleen) omdat zij gevaarlijk afval ontvangen en opslaan.

De interpretatie van E-PRTR-activiteit 5.a is dusdanig dat bedrijven die alleen gevaarlijk afval opslaan ook onder deze activiteit vallen. Een belangrijk verschil met de oude IPPC-categorie 5.1 is dat het in het kader van E-PRTR gaat om de daadwerkelijk ontvangen hoeveelheid afval in een bewust jaar. Dus niet alleen de capaciteit om 10 ton/dag te ontvangen zoals bij de oude IPPC-categorie, maar ook de daadwerkelijke ontvangst.

Specifiek voor E-PRTR-activiteit 5a: hoe interpreteer je  de capaciteitsdrempel 'Die 10 ton per dag ontvangen'?

De interpretatie van wat 10 ton per dag is, is binnen de wettelijke mogelijkheden opgerekt. Deze mag als 3.650 ton per jaar worden beschouwd (365 dagen * 10 ton/dag = 3.650 ton per jaar). Het gaat dus bij E-PRTR om bedrijven die in een jaar meer dan 3.650 ton gevaarlijk afval ontvangen.

Is er bij opslag van afval ook sprake van een installatie?

Bij categorie 5a/c gaat het om installaties voor de verwijdering dan wel nuttige toepassing van afval. De vraag kan gesteld worden of er bij alleen opslag van afval ook sprake is van een installatie. De vraag of er sprake is van een installatie is ter interpretatie door de beoordelende instantie, maar in veel van de gevallen zal er ook in het geval van opslag sprake zijn van een installatie. Zeker als er een voorziening is getroffen om afval te kunnen opslaan zal er meestal sprake zijn van een installatie.

De definitie van Installatie in de E-PRTR verordening: een vaste technische eenheid waarin een of meer in bijlage I vermelde activiteiten alsmede andere daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de op het terrein in kwestie ten uitvoer gebrachte activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging.